Het merk Citroën staat van oudsher bekend om zijn innovatieve karakter. Automobiles Citroën werd in 1919 opgericht door André Citroën. Zijn vader was van oorsprong een Amsterdamse diamanthandelaar die Citroen heette. Het trema op de naam verscheen pas toen André in Frankrijk zijn technische opleiding deed.

Het logo, de double chvron, is geïnspireerd op een kepervertanding die hij in Polen ontdekte. Citroën nam er meteen octrooi op. Met deze speciale vertanding brengen tandwielen veel stiller dan gewone tandwielen hun kracht over.

Citroën kreeg een enorm goede reputatie op het gebied van massaproductie, eerst in de wapenindustrie en later in de auto-industrie. In 1930, amper elf jaar na de oprichting, was het merk al de op drie na grootste autofabrikant ter wereld. Citroën zette alles op het spel voor de ontwikkeling van de 7A, de beroemde Traction Avant. Maar de crisis brak uit en Citroën ging in 1934 failliet. De gebroeders Michelin - ja, van de banden - namen de autofabrikant over.

Al voor de Tweede Wereldoorlog werkten de ingenieurs van Citroën aan een kleine, goedkope auto die ook door een omgeploegd land een mand eieren ongeschonden moest kunnen overbrengen: de Tout Petite Voiture. Juist, de 2CV. In de oorlog metselden ze de prototypes in zodat ze voor de Duitse bezetter onvindbaar waren. Pas halverwege de jaren negentig kwamen ze weer boven water. Eind 1948 verscheen de 2CV op de markt en werd zon groot succes dat Citroën pas in 1990 de productie heeft stilgelegd. Een andere iconische Citroën is natuurlijk de DS, ofwel Snoek, van 1957. Met hydropneumatische vering, remmen en besturing én met de sturende voorwielen meedraaiende koplampen was dit een stukje vooruitstrevende techniek.

In 1974-1975 fuseerden Citroën en Peugeot en sindsdien worden de nieuwe modellen van Citroën gezien als minder vooruitstrevend omdat ze veelal op Peugeot-techniek zijn gebaseerd. De laatste jaren presenteert Citroën echter steeds wildere conceptauto's en komen er weer steeds futuristische modellen op de markt.